Saturday 26 March 2005

Kabeljauw in Tallinn

Piep!

Zoals met beide handen beloofd (ik ben er nog niet helemaal achter hoe dat in zijn werk moet gaan), komt hier deel twee van mijn achtste nieuwsbrief uit Scandinavië. Puur omdat het goed staat, ga ik dit mijn negende nieuwsbrief noemen. Zo.

Afgelopen maandag, 21 maart om half zeven 's morgens stipt, is de Zweedse lente eindelijk begonnen. Het begon een tikkeltje tegen te steken, die sneeuw die overal het landschap bedekte, nu eens drekkerig en zwart, dan weer eens allesverslindend en glad. En niet alleen de sneeuw, maar ook de gruwelijke koude die ermee gepaard ging. De laatste weken van februari daalde het kwik niet zelden tot 32 minusgraden en hoewel de zon zo goed als de hele winter hard haar best gedaan heeft (in die weinige uurtjes dat ze op was dan toch), ging de kou toch echt door merg en been. Met lange onderbroeken aan, een dikke jeans, dubbele jas met twee truien eronder en een stuk in je pelsen kraag, baan je je dan een weg van de stad naar huis. Een goed halfuurtje te voet, maar dankzij de recente aankoop van een iPod, is dat eigenlijk min of meer een plezier geworden. Het anderhalve uur dat je zo per dag wandelend aflegt, kun je besteden aan het luisteren naar audioboeken en muziek. En je zweet niet zo hard als wanneer je de weg fietsend had gedaan.

Maar die periode is nu hopelijk voorbij. De weergoden hebben in elk geval hun best gedaan om mij daarvan te overtuigen. Maandag was een prachtige dag met alleen maar zon, geen streepje wolk te bespeuren aan de oneindig blauwe horizon. Vogeltjes tsjirpten en kwakten tegen mijn versgewassen raam en zo goed als alle schoonmaakprodukten in de lokale supermarkt waren uitverkocht. Dan ben ik op een prachtige bootcruise naar Tallinn vertrokken, met de ondergaande zon in ons kielzog.

De boot was er zoeentje van het goedkope slag, de uitbaters beseffen duidelijk nog steeds niet goed wat de enige redenen om op die boot te kruipen, namelijk extreem dronken worden, alcohol in grote hoeveelheden inkopen of gewoon Estland bereiken door zoveel mogelijk tijd te verspillen. Of zo mogelijk een harmonieuze combinatie van deze redenen. Maar toch zijn alle leuningen op het schip met koper beslagen, ligt er overal tapis-plain, zijn er wel drie restaurants aan boord, een discotheek en een cabarettheater. En een tax-free, maar dat behoefde wellicht geen vernoeming. We baanden ons een niet al te rechte weg over een vloer bezaaid met Finnen die spastisch in het rond graaiden naar omstaanders met bezorgde blikken, naar het cabarettheater. De karaoke was blijkbaar al voorbij, niet geheel tot onze spijt, en een presentator in blinkende discokledij kondigde in vlot Ests, minder vlot Zweeds en pijnlijk slecht Engels het volgende nummer aan: De Dolle Dansers van Leningrad met een gastopvoering van Strobing Stefano en de Stalinorgels. Of iets in die aard. In elk geval zag ik een tafereel dat voor eeuwig een litteken op mijn onschuldige netvlies zou achterlaten. Halfnaakte dames en heren gooiden elkaar op, kwamen terug in robotpakken, dansten op Du Hast van Rammstein (tot groot jolijt van mezelf maar minder van mijn vier Duitse reiscompagnons) en verdwenen weer even snel als ze gekomen waren. Begeleid door een stem in de microfoon die hard doet denken aan TVE en Butros Butros Gali.

Ik besliste dat ik maar een poosje op het dek moestdoorbrengen en liet mijn haren goed wapperen in de kille zeewind. Teneergeslagen moest ik zien dat alle trapladdertjes naar hoger gelegen dekken keurig afgesloten waren met bordjes 'Crew only' en dat er deze keer geen kans was om de grote scheepsschoorstenen te knuffelen. Ontmoedigd ging ik weer naar binnen, schopte een roedel slapende Finnen uit elkaar en knuffelde mijn kussen in de plaats. Ik heb er misschien al tegen sommigen van jullie over geklaagd op MSN, aan de telefoon of hoe dan ook, maar sinds drie weken word ik elke ochtend wakker om 7-8 uur, ongeacht de hoeveelheid alcohol ik achterovergeslagen heb of de hoeveelheid slaap ik gehad heb. Op het schip bleek het niet anders en met knikkende knieën en een hoofd van karton ging ik de badkamer in voor een scheerbeurt en mijn voorlaatste aspirientje. Vervolgens sleepten mijn benen me de kamer uit, stilletjes en voorzichtig om niemand van het reisgezelschap te wekken, de trappen op en in de ontbijtruimte waar koffie van me een beter mens maakte.

Ik ging alweer op het dek staan en merkte tot mijn grote verbazing dat de hele zee een grote ijsmassa was. De boot voer rustig door en brak haar eigen ijs. Fantastisch was dat, zeker als je weet dat de Baltische zee een van de drukker bevaren zeeën is en dat de zee dus met andere woorden elke nacht weer dichtvriest. Op de ijsschotsen dartelden dikke rollades zeehond met elkaar; grote, slijmerige, zwarte die hun witte, harige jongen voedden door in wakken te duiken, en met rode bloedende vis weer boven water te komen en een smerige vlek op het ijs achter te laten. Ik verspilde er het betere deel van mijn 128 megabyte fototoestel aan. Een dame van middelbare leeftijd stond een beetje verder tegen de reling te turen over het ijs en trok met haar veel geavanceerdere camera foto's van de beesten. Hopend op een gesprek dat mijn aandacht van mijn gonzende hoofd zou afleiden, vroeg ik "Nature photographer?", waarop de dame mij in dat fantastische Britse accent van haar, haar hele leven als eenzame reiziger uit de doeken deed. En ik het mijne als uitwisselingsstudent in dit rare land. En we praatten nog een uur of twee over vanalles en nog wat en dat soort dingen waarover je praat als je 's morgens veel te vroeg met een hoofd als een kanon op het dek van een schip naar Tallinn staat.

Eens voorbij de grote, door Zweedse alcoholisten uitgebate Wine and Spirits Stores waarmee de haven van Tallinn bezaaid is, is Tallinn een fantastische stad. Een echte middeleeuwse hanzestad met pittoreske rode daken op de torentjes op de stadsomwallingen. Grote huizen met veel verdiepingen en een gat helemaal bovenin de zijmuur met een katrol erboven om goederen in het huis te laden. Prachtige pleintjes, kronkelende weggetjes, heuvelachtige weggetjes, en een bijou van een Russische kathedraal. Je weet wel, zo eentje met slagroom op de torens, zoals de beroemde kathedraal die je altijd met Moskou associeert. We aten 's middags in een Italiaanse snackbar, waar de Irish Coffee zo goedkoop was dat ik me niet kon inhouden, maar het eten zo slecht dat we moeite hadden om het erin te houden. De ontgoocheling werd gelukkig gauw vergeten door het vooruitzicht op Ests wisselgeld. De briefjes (gaande tot 2 estse kronen wat net iets meer is dan 10 cent) doen me altijd terugdenken aan oude gezelschapsspelen door hun egale kleur. De Esten zijn ook echte communisten, allemaal met dezelfde lange donkere jassen, somber-norse gezichten (en mens vraagt zich af of ze die ook van de staat gekregen hebben) en beremutsen. Is het dat niet, dan hebben ze blauwe overalls aan (ongeveer 20 procent van de bevolking die ik gezien heb) en zitten ze van kop tot teen in het slijk. Er wordt daar wellicht het een en ander gebouwd.

Ook de auto's zagen eruit alsof ze net Paris-Dakar hadden gereden, maar de gebouwen op de grote pleinen leken spiksplinternieuw. Half Tallinn-stad is wel ongeveer te koop. Bijna in elke straat kun je een of twee huizen of appartementen kopen. En had ik me niet zo verschrikkelijk niet op mijn plaats gevoeld, had ik het serieus overwogen. Want het kostte echt niet veel. Verder is Tallinn een parel, de hele middeleeuwse stad is mooi gespaard gebleven van de komst van de grote business. Je ziet enkel McDonald's en een Burger King, maar alle andere Westerse financiële offensieven zijn mooi afgeslagen en liggen nu in de buitenstad, ontwapend. Vanuit de hoogste punten van de middeleeuwse stad, kun je de glazen en modernistische constructies zien liggen aan je rechterkant, en aan je linkerkant een fijn industriepark. Het doet denken aan Brugge, maar kleiner, frisser, authentieker - al vind je wel overal winkeltjes met 'Souveniriid'.

Op de weg terug naar de boot kochten we onze rugzakken vol met alcohol en gingen aan boord. We hadden buffet besteld, dus we keken allemaal keihard uit naar een avond zoveel eten als we konden en zoveel drinken als we konden. Enfin, zo was het toch op Viking Line, maar Tallink heeft blijkbaar gemerkt dat de 'zoveel drinken als je kan'-politiek ze alleen maar problemen opleverde. Een beetje sip gingen we zitten aan de tafel waarop een fles wijn stond met een duur prijsetiketje rond de hals. Uiteindelijk kochten we de fles toch, na onze ontgoocheling duidelijk te maken aan de ober die met een norse blik door het raam de fles ontkurkte en mij liet voorproeven. Ik vraag me nog altijd af hoe ik eruit zag als degene met meest autoriteit. Enfin, de wijn was gelukkig heerlijk, en dat mocht wel ook voor die vijftien euro. Hadden we ze niet besteld, dan zouden we later waarschijnlijk toch iets moeten kopen, want gratis water was er niet en het eten aan de pikante kant.

Het eten was wel een stuk beter dan dat op Viking Line en we aten ons vol aan vis, vlees, verse groenten en sachertorte met koffie achteraf. Ik trok zelfs mijn stoute schoenen aan, nog steeds een beetje met het gevoel bedrogen te zijn, en ontdekte een machine waaruit water kwam als je op de knop duwde. Veilig weggeborgen achter een doek. Ik dronk mijn vijftien euro aan water uit dat machien en ging toen met een verschrikkelijk volle maag op mijn bed liggen, waar ik de gruwelijkste nachtmerrie van mijn leven beleefde. Dat heb ik nou altijd als ik teveel eet. Of misschien was het water dat ik stal, eigenlijk het spoelwater voor de leidingen van een biertap? Ik zal het wel nooit weten, maar ik voelde me in elk geval niet goed.

Toen we terugkwamen van het druilerige Estland (het was geen te best weer geweest in Tallinn), scheen de zon weer heerlijk over ons bootje en baadden Stockholm en Uppsala in het zonlicht. Thuis laadde ik de alcohol uit, verorberde een diepvriespizza en hing de rest van de dag met mijn benen uit het raam, een krat bier naast me en een boek. Heerlijk zonnend bedacht ik me plots dat het geluk voor een keer aan mijn kant stond: mijn kamer zit mooi in het Westen. Ik keek door mijn raam naar het gebouw aan de overkant, waar in de schaduw duizend jaloerse ogen naar me staarden. Ik maakte even aanstalten om mijn benen weer in te trekken, maar liet me dan languit weer hangen in mijn stoel en trok nog een blikje bier open.

Ik wou nog vertellen over mijn dag in Stockholm, maar dat wordt misschien teveel voor deze brief, en te weinig voor een derde brief, dus ik wacht nog even tot ik meer te vertellen heb. In die tiende brief, die waarschijnlijk volgende week komt, vertel ik jullie dan ook nog over mijn nieuwe look en mijn ontmoeting met mijn Gentse medezweden die in Stockholm studeren. Zelfs als dat eigenlijk bij mijn dag Stockholm hoort. Ajuus!

/Sander

No comments: